Nieuwsbericht

Parlan in de media: Misschien wel beter dan ooit: Werken in een kleinschalige woonvorm

Een publicatie van Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) met medewerking van collega's van Parlan.​​​​​​​

Hoe kun je kinderen met een complexe begeleidingsvraag een vaste woonplek bieden als zij niet meer thuis kunnen wonen? Een plek waar zij kunnen blijven, zelfs als het heel ingewikkeld wordt. Want deze kinderen hebben vaak al een lange geschiedenis van (over)plaatsingen in de jeugdzorg en JeugdzorgPlus achter de rug. En wat vraagt het van een team om de omslag te maken naar zo’n woonvorm waar kinderen blijven, waar alles vanuit de relatie wordt opgelost en waar de deuren open zijn?


Vol hoofd
Keihard stampen op de trap. Klieren. Met bekertjes gooien. Rond bedtijd stoort Ryan (12) enorm. Het is tien uur ’s avonds in de kleinschalige woonvorm Graaf Jan. De avonddienst van Sammie Pronk, meewerkend teamleider, zit er eigenlijk op, maar haar werk is nog niet klaar zolang er onrust is. De invaller, met wie Sammie en vast teamlid Daan die avond samenwerken, zegt: ‘Ryan heeft begrenzing nodig, hij is ons aan het uittesten. Laten we hem op zijn kamer zetten’. ‘Nee’, zegt Daan, ‘zo werken wij hier niet. Hij heeft geen grenzen nodig, heeft óns nodig.’ Daan gaat naar Ryan toe en zegt: ‘Het lukt nog niet om naar bed te gaan hè. Zullen we samen een stripverhaaltje lezen?’ Dat helpt, Ryan ontspant. Uiteindelijk, zittend op de rand van Ryan’s bed, vraagt Sammie: ‘Wat was er nou?’ ‘Mijn hoofd zit zo vol’, zegt Ryan. Ze hebben een mooi gesprekje. Ryan kan gaan slapen. Sammie kan naar huis. Tevreden dat het rustig is en trots om te zien hoe vanzelfsprekend Daan hun gezamenlijke visie uitdraagt. Het is tegen elf uur.

Een gewoon thuis
Parlan, de organisatie voor jeugdzorg waar Graaf Jan onderdeel van uit maakt, gooit in 2019 het roer om. Kinderen met complexe begeleidingsvragen die niet langer bij hun eigen ouders kunnen wonen, krijgen een vaste woonplek. Geen lange keten van overplaatsingen meer. Zelfs als het heel ingewikkeld wordt. Een nieuw thuis, waar kinderen normaal en liefdevol op kunnen groeien. Graaf Jan in Beverwijk, een doodgewoon rijtjeshuis, is zo’n nieuw thuis voor vier jonge kinderen (tussen 10 en 12 jaar), die eerder overal zijn weggestuurd of uitgeplaatst. Sammie is betrokken vanaf het eerste uur. Samen met Eva Vijge, orthopedagoog generalist en Ellen van Emmerik, leidinggevende, vertelt ze over de veranderingen die het werken in een kleinschalige woonvorm met zich mee brengt.

Snelkookpan
Hoewel er van alles nog niet op orde is in het in alle haast in gereedheid gebrachte huis, zijn de wittebroodsweken prachtig. Maar al snel wordt duidelijk dat de kleinschaligheid ook een soort snelkookpan is. Voor kinderen én voor begeleiders. De eerste incidenten doen zich voor. De kinderen krijgen er een handje van om - als er onrust ontstaat - het dak op te klimmen. Drie hoog, geen hekje. Ze gooien met steentjes, schreeuwen lelijke woorden. Het gebeurt vaker, soms moet zelfs de politie ingeschakeld worden. Een kind pakt in paniek een mes. Kinderen lopen ’s avonds laat weg. Meerdere begeleiders stoppen, zij trekken het niet.

Anders kijken naar gedrag
Ellen, Eva en Sammie vragen ondersteuning bij Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE), en Dick van de Weert wordt als consulent ingeschakeld. Samen met Dick diepen ze casuïstiek uit.

Orthopedagoog Eva: ‘De essentie is om contact te blijven maken en te blijven nadenken: hoe kan ik aansluiten bij de belevingswereld van het kind.'
‘Om het gedrag niet te labelen als: wat ben je vervelend, maar je af te vragen: wat hebben we gemist, wat heeft het onduidelijk of onveilig gemaakt waardoor je nu zo doet.’ Ze puzzelen erop welke gehechtheids-bevorderende dingen het team kan doen, en met welke gehechtheids-belemmerende dingen ze moeten stoppen. Eva: ‘Laatst maakte een kind het Moederdag-cadeautje van een ander kind kapot. Daar waren teamleden boos over en dat snap ik. We zijn het uit gaan pluizen. Dit kind heeft zelf geen moeder die betrokken is. Hij vindt het super ingewikkeld dat een ander kind dat wel heeft. Hij denkt: ik heb recht op wat een ander ook heeft. Hij maakt kapot wat hij moeilijk vindt. Zo kijk je op een andere manier naar het gedrag, daar helpt Dick bij’.

Onderstroom
Begrijpen is één ding, ermee omgaan is wat anders. Eva: ‘Deze kinderen doen het niet expres. Die overtuiging moet je echt hebben om dit werk te kunnen doen. Maar op moeilijke momenten verlies je dat wel eens uit het oog’. Bespreken wat het gedrag van een kind met jou doet is een heel belangrijk onderdeel van de teamvergaderingen. Eva: ‘Ik probeer de onderstroom van begeleiders op tafel te krijgen. Of iemand zelf gefrustreerd raakt, of wanhopig is, zich machteloos voelt. Dat kan gebeuren, natuurlijk. Maar dan doe je anders dan wanneer je er zelfverzekerd staat.’

Sammie: ‘Het is best moeilijk. Daar mag je kwetsbaar over zijn. En door je kwetsbaarheid kom je ook weer verder.’


Rituelen
Langzaam maar zeker ontstaan er gewoontes, soms doordacht en soms bijna vanzelf. ’s Avonds met elkaar op de bank Klokhuis en Jeugdjournaal kijken, een moment van rust en samen zijn. Pannenkoeken eten op woensdagen. ‘Waar ik naar toe wil is: zo doen we het hier.’ zegt Ellen. ‘Zoals je dat ook in een gezin hebt. Dit zijn onze gewoontes, gebruiken, normen en waarden als gezin.’ Onrust wordt ook voorkomen door als team heel precies en gedetailleerd af te stemmen, bijvoorbeeld rondom het naar bed gaan, een spannend moment voor de kinderen. Het helpt als ze vastigheid kunnen ontlenen aan rituelen, als de wereld voorspelbaar gemaakt wordt. Zodat ze weten: wie er ook is, alles verloopt op dezelfde manier. Het team stelt, samen met Dick, voor elk kind ‘highlights’ op. Dingen die ze allemaal precies hetzelfde doen: licht aan of uit, deur dicht of juist op een kiertje; hele kleine concrete individuele rituelen. Als het onrustig is geweest onderzoeken ze minutieus: voeren we de highlights allemaal nog exact hetzelfde uit? Ellen: ‘Dan praten we in het teamoverleg uren over een bedlampje of zo. Dat anderen denken: waar gáát het over. Je wil niet weten hoeveel we praten. Maar zo willen we de kinderen laten zien: we zijn betrouwbaar’.

Kinderen blijven
‘De kinderen zijn leidend.' vertelt Ellen. 'Als jij niet klikt met de kinderen, dan ga jij weg en blijven zij.’ Ellen kijkt nu anders naar wat zij de carrousel van doorplaatsingen noemt: ‘Als het moeilijk wordt met een kind in een groep, vragen teams in ‘de oude wereld’ erom dat het kind eruit moet. Terwijl we met een systeemblik weten: dan wordt een vólgend kind het moeilijkst, en komt de vraag om dát kind over te plaatsen. Het is hard werken om die carrousel af te remmen. Nu zijn we andersom begonnen door te zeggen dat de kinderen leidend zijn. Maar hoe gaat het ons lukken om een vast team te krijgen, om mensen vast te houden? Wat vraag je wel niet van mensen?’ Eva zegt: ‘Op momenten dat collega’s er niet lekker inzitten denk ik: ze moeten niet weg gaan. Ik voel druk als ze wankelen. Zonder hen kunnen we niet’. Sammie: ‘We moeten een lange adem hebben, maar hoe lang dan? Hoe gaan we dat doen? Wat hebben we nodig om dat te dragen? Daar moeten we aandacht aan geven.’

Ander perspectief
Als kinderen blijven, ontstaat ruimte om hun tempo te volgen. Eva: ‘Deze kinderen hebben tien jaar aan ellende meegemaakt, dat gaan we niet in een half jaar oplossen.’ Eerder moesten problemen binnen een half jaar of een jaar gefikst worden. ‘Ik wilde het graag goed doen en het behandeltraject succesvol afsluiten,’ zegt Eva. ‘Nu ben ik meer bewust dat het tijd nodig heeft. We overschatten soms wat we in zo’n korte tijd kunnen in de behandeling. Ja, een traumabehandeling, dat kan. Maar er zit zoveel in de factor tijd. Dat kinderen de ervaring opdoen dat begeleiders betrouwbaar zijn. Dat is ook behandelen. In een half jaar kan dat niet.’ Er is nu meer focus op de gewone dingen in het leven: bezoekjes van de familie, samen pizza eten op de bank, zwemmen in een parkje. Ook in de contacten met ouders en met familie ontstaat ruimte. Sammie zegt over de ouders van haar mentorkind: ‘We hebben meer contact. Het is niet altijd moeilijk-moeilijk, er is ook ruimte voor luchtigheid.’

Zwaar
‘Dit is de zwaarste job die ik gehad heb’, zegt Sammie. ‘Ik voel me zo verantwoordelijk. Het is heel intens en heel mooi, ik wil niet anders meer.’ Sammie blikt terug op haar vorige leefgroep. ‘Toen was het mijn taak om te zorgen dat de kinderen een fijne dag zouden hebben, dat was het hoogst haalbare. Ik dacht vaak: het gaat ‘m zó niet worden met dit kind, hij belandt in de goot. Ik hoopte maar dat hij later zou denken: Sammie was heel lief. Dan had ik het goed gedaan. Bij deze kinderen kunnen we meer, kunnen we verder komen. Maar dat maakt het ook zo intens.’ Ellen: ‘Ik heb iets meer de hoop dat we nog wat kunnen repareren. Hoe beter we het doen, hoe groter de kans dat de kinderen toch gaan geloven dat de wereld mooi is, dat ze er mogen zijn, dat ze kind mogen zijn.’ Ze houdt zich vast aan een tekst van De Dijk: wanhoop niet, straks is het allemaal weer anders en misschien wel beter dan ooit.​​​​​​​

Kleine stapjes
Uit alles blijkt de compassie en het enthousiasme van Ellen, Sammie en Eva. ‘Het is eigenlijk bijzonder dat het zo nieuw is’, zegt Ellen, ‘dat we dat niet eerder hebben geprobeerd om kinderen langer op een plek te laten wonen.’ Ze weten dat sommige op het oog kleine stapjes eigenlijk mega-veranderingen zijn. Het wondertje dat Ryan inmiddels twee dagen per week naar school gaat. De verrassing dat één van de kinderen helemaal van slag is als hij hoort dat zijn mentor drie weken met vakantie gaat (‘hechtingsgedrag’, stellen ze opgetogen vast). De winst dat de kinderen nog maar één keer per drie maanden op het dakje staan en niet meer bijna wekelijks. En alle momentjes waarop het simpelweg gezellig is, er gelachen wordt, en de kinderen hun vrolijke, lieve, breekbare en krachtige zelf kunnen zijn. Het mooiste signaal dat ze op de goede weg zijn komt misschien wel van Sammie: ‘Eén van de kinderen vroeg mij: Waarom noemen we dit Graaf Jan en niet gewoon ‘thuis’? Want dit is mijn thuis. Als een kind dat zegt, dan doen we toch iets goeds met elkaar. Daar doe je het voor.’ 

Dorothe van Kempen, coördinator / programmaleider jeugd CCE
Parlan heeft een grote drijfveer om anders te gaan werken met kinderen met complexe begeleidingsvragen. Geen vrijheidsbeperkende maatregelen meer inzetten, geen doorplaatsingen, werken vanuit de relatie en werken met het familienetwerk. Deze visie vraagt niet alleen om anders denken en kijken, maar ook om anders doen en organiseren. De Kleinschalige Woonvorm Graaf Jan vroeg CCE om mee te denken hoe een team krachtig op de been kan blijven in alle dynamiek van het dagelijks leven. Ik heb een consulent gezocht met ervaring in de gehandicaptenzorg. Daar ligt het accent in de omgang met cliënten met complexe begeleidingsvragen op onvoorwaardelijke ondersteuning, aansluiten bij de behoefte van de cliënt en werken vanuit de relatie. Dick, de consulent, heb ik gevraagd om de sleutelfiguren: manager, orthopedagoog en de meewerkend teamleider te coachen vanuit deze visie.

Dick van de Weerd, consulent CCE
Men wilde het anders maar wist niet hoe. Ik trof een open, leergierig team aan. Er was een duidelijk ‘ontwikkelverlangen’ en er was ‘ontwikkelbereidheid’. Mijn rol was om ze op hun pad te gidsen. Het zijn hoogopgeleide, slimme mensen. Ik heb ze ondersteund om krachtig te worden vanuit hun eigen know-how. Kijk, dat heftige gedrag van de kinderen, dat is het topje van de ijsberg. Je moet leren zien wat er ónder dat gedrag zit. Deze kinderen kunnen als gevolg van herhaaldelijk probleemgedrag voortdurend uitgestoten worden. Het team kijkt nu heel mooi naar wat er onder het wateroppervlak zit, wat maakt dat de kinderen zich zo gedragen. Door anders te reageren, doorbreken ze het uitstotingsproces. Ze bouwen een relatie op, verlagen keer op keer hun stress en worden zo een betrouwbare ander. Zo kunnen de kinderen hun leven weer opbouwen. Eenvoudig, maar o zo krachtig! 

Tekst: Marcia Lever