Niemand wil dat kinderen worden opgesloten. En toch gebeurt het nog bij kinderen met heel moeilijk gedrag. Alternatieve huizen, zo gewoon mogelijk, waar deze jongeren kunnen wonen lijken een goed alternatief. De stap daar naartoe is spannend voor ouders. Maar ook voor de organisaties, zowel financieel als voor hun medewerkers. En of het voor álle jongeren een passend alternatief is, is nog niet zeker, maar voor organisaties als Parlan en ook de andere aanbieders reden om te blijven zoeken naar alternatieven voor opsluiting. En die komen er.
Stoppen met JeugdzorgPlus
De laatste jaren tonen verschillende onderzoeken aan dat JeugdzorgPlus, gesloten jeugdzorg, niet het gewenste effect bereikt. Kinderen geven aan zich vaak niet gehoord, soms weggestopt te voelen en sommigen hebben geen idee waarom ze in de JeugdzorgPlus waren geplaatst (Verweij-Jonker Instituut, 2020). Ervaringsdeskundigen vertellen dat zij beschadigd zijn in de JeugdzorgPlus, en vragen om sluiting van die JeugdzorgPlus. Uiteraard willen we allemaal dat kinderen niet meer opgesloten worden. Maar op welke andere manieren kunnen wij kinderen met heel moeilijk gedrag, zoals weglopen, drugsgebruik, zichzelf beschadigen, agressie, dan wel verder helpen?
Van JeugdzorgPlus naar Kleinschalige Woonvormen
Parlan is enkele jaren geleden begonnen de JeugdzorgPlus op een andere manier vorm te geven. Dit gebeurde op aangeven van ervaringsdeskundigen die vertelden dat zij meerdere jaren hadden gewoond op verschillende behandelgroepen, toen zij niet meer thuis konden wonen. Het opgroeien op achtereenvolgende open en gesloten groepen leidde tot vele schadelijke verhuizingen, contactbreuken en schoolwisselingen, met demotivatie tot gevolg. Deze ervaringsdeskundigen raadden aan huizen te creëren waar slechts vier kinderen wonen, die er niet weg hoeven, hoe ingewikkeld hun gedrag ook is. Zij mogen daar groot groeien, ervaren hierdoor perspectief, en kiezen zelf wanneer ze er weg gaan.
Kleinschalig Wonen: mengvorm van gesloten en open
Parlan sloot de grootschalige JeugdzorgPlus en creëerde in 2020 die kleinschalige woonvormen, voor vier kinderen, in de wijk. Daar kunnen kinderen open wonen. En indien nodig, ook gesloten, waarbij we de gesloten machtiging laten vervallen, zodra een kind ook maar íets van motivatie heeft. En na het vervallen van de gesloten machtiging mag een kind er blijven wonen. Kinderen met en zonder machtiging gesloten wonen dus bij elkaar. Er zijn geen afzonderingsruimtes, geen alarmsystemen, kinderen kunnen zich altijd vrij door het huis bewegen, kinderen worden niet vastgepakt. Alles draait om contact maken met het kind, ook als hij niet wil of boos is. Er is geen groepsgerichte daginvulling maar een daginvulling per individu. Het tempo van het kind ten aanzien van gedragsverandering wordt gevolgd, waarbij we vaak moeten verdragen dat dit tempo niet zo snel is. Ouders zijn een onderdeel van het dagelijks leven van het kind, omdat de woonvormen altijd in de buurt van ouders gesitueerd zijn. En kinderen bezoeken hun eigen school, of hebben werk of dagbesteding.
Altijd eerst ambulant
Omdat Parlan ook van mening is dat er sowieso teveel kinderen uit huis geplaatst worden, werd in 2020 ook een ambulant, outreachend team opgericht.
Elke aanmelding bij Parlan in de regio Zuid-Kennemerland/IJmond wordt eerst ambulant opgepakt. Ook als de verwijzer vraagt om (gesloten) opname in een kleinschalige woonvorm. Enkele ambulant werkende hulpverleners vormen een subteam rond het kind en het gezin. Het subteam maakt contact met het kind, en de ouders, ook als deze vermijdend zijn. Ze bezoeken het kind op de plek waar hij is weggelopen. Appen in het weekend. Of gaan bij een kind voor de slaapkamerdeur zitten, als hij niet uit zijn kamer wil komen. Door op onorthodoxe manieren contact te maken, en te luisteren naar wat een kind écht wil, ontstaat vaak toch motivatie. Met ouders en verwijzer worden de risico's afgewogen van het thuis laten wonen van het kind, en wordt besproken hoe wij samen die risico's kunnen verdragen. Want veel gedrag van een kind maakt ouders en hulpverleners machteloos en angstig. En we denken vaak grip te krijgen op deze machteloosheid en angst door een kind uit huis te plaatsen. Maar hebben we dan ook nagedacht over de schadelijke bij-effecten van een uit huis plaatsing? En leidt deze uit huis plaatsing wel tot werkelijke gedragsverandering op de lange termijn?
Het voeren van deze gesprekken, en het vasthouden aan een vaak andere kijk op het creëren van bescherming dan we gewend zijn in het jeugdveld, is niet eenvoudig. Dan is samenwerken in een subteam noodzakelijk: meerdere collega's betekent meer verschillende visies en meer mogelijkheden om elkaar te steunen bij spannende afwegingen. Het is bijvoorbeeld niet voor elke ouder of verwijzer vanzeflfsprekend wanneer we over een 16jarige vastberaden, vermijdende jongen adviseren dat hij toch thuis moet blijven wonen, terwijl hij elk weekend veel drugs gebruikt, onder invloed een ongeluk veroorzaakte, niet naar school gaat terwijl hij zegt dit wel te willen, en nauwelijks met zijn vader communiceert. Ouders en verwijzer rekenden misschien al op een gesloten opname in een ‘oude’ JeugdzorgPlusvoorziening. Maar gaat deze jongen zich daar gezien voelen en verbinding ervaren, of is de kans groter dat hij zijn hele opname strijdt tegen de regels van de groep en boos is omdat we hem buiten de maatschappij hebben geplaatst? Heeft ambulante hulp en ondersteuning, meerdere malen per week, ook buiten kantoortijden niet een grotere kans van slagen op de lange termijn?
Wat levert het op?
Deze tweeledige omslag naar ‘thuis met ambulante hulp’ of ‘kleinschalige wonen’ heeft binnen een jaar geleid tot veel minder gesloten opnames. Veel kinderen die we enkele jaren geleden direct opnamen in onze ‘oude’ JeugdzorgPlus ondersteunen we nu thuis, of wonen in een kleinschalige woonvorm zonder machtiging gesloten. Daarnaast is de duur van de gesloten machtiging in een kleinschalige woonvorm korter, omdat kinderen al snel zeggen: “O, dit huis is wel o.k., ik wil hier wel blijven wonen.” Dit betekent dat er motivatie is en de gesloten machtiging dus direct kan vervallen.
Wat is er moeilijk, waarin willen we leren?
Het klinkt simpel: ombouw van de grootschalige JeugdzorgPlus naar een tweetrapsraket van ‘ambulante hulp thuis’ en een ‘gemengde kleinschalige woonvorm'. Maar eenvoudig is het allerminst. We noemen hieronder enkele moeilijkheden:
- Voor een héél klein percentage is de kleinschalige woonvorm niet passend. Voor hen bedenken we out-of-the-box oplossingen, zoals 1-op-1-begeleiding in een vakantiehuisje. Maar soms ook worden zij in een nog bestaande grote JeugdzorgPlus-voorziening van een andere aanbieder geplaatst, omdat ook wij het even niet meer weten. Uiteraard willen we dat niet. Daarom denken we nu samen met gemeenten, onderwijs, verwijzers en andere aanbieders in Noord-Holland na over een tijdelijke kleinschalige voorziening voor die specifieke doelgroep.
- Het is moeilijk om realistische begrenzing te bieden, zonder een kind vast te pakken, als het gedrag van het kind enorm grenzeloos is. Hoe stel je dan wél grenzen aan dit gedrag? Hoe zorg je ervoor dat je niet ‘alles toe staat’? Hoe blijft personeel fysiek veilig? Hoe houdt personeel deze werkverzwaring vol? En natuurlijk is dit minstens zo moeilijk voor ouders, zeker als we steeds meer sturen op niet-uithuisplaatsen.
- Deze omslag vraagt een enorm reflectievermogen van de medewerkers, leidinggevenden en bestuurders. Het voortdurend ter discussie stellen van ons eigen handelen, met als doel ervan te leren, vergt energie en doet ons regelmatig twijfelen. Het vraagt ook lef om open te communiceren over onze zoektocht, over de mooie dingen, maar ook over de fouten die we maken. En het vraagt lef om experts, gemeenten en ervaringsdeskundigen te vragen om kritisch te zijn naar ons handelen.
- Het vraagt ook van alle betrokkenen om bereid te zijn anders te kijken naar risico’s. Uithuisplaatsing werd vroeger gezien als een oplossing waarbij de risico’s van agressie, geweld, zelfbeschadiging ‘uit de weg’ waren. We weten dat die met een verhuizing niet weg zijn en dat de gesloten plaatsing eerder een extra risico van meer schade met zich meebrengt. Maar wat betekent het als een jongere toch thuis blijft of naar een kleinschalige woonvorm gaat. Hoe ga je dan om met die risico’s die er al waren?
- Het is niet eenvoudig om huisvesting te vinden voor kleinschalige woonvormen.
- Het is een financieel risicovolle stap voor organisaties om een voorziening om- en af te bouwen. Niet alleen qua gebouwen, maar nog spannender is de ombouw/afbouw van bezetting van groepen, verplaatsing van personeel, investeringen in andere werkwijzen, etc.
Parlan heeft de ombouw in een hoog tempo gemaakt. Iets meer tijd en dosering zou mooi geweest zijn voor zo’n grote verandering. Parlan had echter geen keus. Door financiële druk vanwege het wegvallen van een contract móest het snel. Dat was een sprong in het diepe, óók inhoudelijk want er was nog niet veel bewijs voor de gekozen richting. Financieel is een stevige rekening betaald. Gelukkig is de sprong inhoudelijk goed uitgepakt en vinden de aanbieders in de regio elkaar om samen te leren en de moeilijkheden aan te gaan.
Moeilijkheden weerhouden ons er dus niet van door te gaan op de ingeslagen weg. Omdat wij geloven in liefdevolle zorg voor kinderen, in hun eigen huis, of in een nieuw ‘thuis’ als wonen bij ouders niet meer mogelijk is.
Suzan Terweij, hoofd zorgontwikkeling
Mariette Vos, bestuurder